Integratie van de warmtepomp in het energiebeheer
Via de SG Ready-interface is het mogelijk om de warmtepomp een aanbeveling voor inschakelen te geven, wanneer er voldoende PV-energie beschikbaar is om de temperatuur in de bufferopslag te verhogen.
Warmtepomp via compatibele draadloze contactdoos en afzonderlijk relais schakelen
Voorwaarden:
De draadloze contactdoos moet in bedrijf zijn.
Het afzonderlijke relais moet aan de ingangszijde met 230 VAC aanstuurbaar zijn.
De warmtepomp moet conform de informatie van de fabrikant in de installatie zijn ingebouwd en in bedrijf zijn genomen.
Bij de Sunny Home Manager moet als interval voor opvragen van gegevens automatisch zijn ingesteld ( > Interval voor het opvragen van gegevens instellen).
Algemene werkwijze:
- Draadloze contactdoos in de installatie opnemen Draadloze contactdoos toevoegen.
- Warmtepomp op de draadloze contactdoos aansluiten en basisverbruikereigenschappen vastleggen ( > Eigenschappen verbruiker configureren), onder meer bijv. de correcte vermogensopname ( > Vermogensopname invoeren), de minimumlooptijd ( > Minimale in- en uitschakeltijd invoeren) en dat de warmtepomp alleen moet worden geschakeld ( > Meten en schakelen van het toegewezen apparaat instellen).
- Tijdvensters configureren ( > Tijdvensters configureren).
Warmtepomp via compatibel relais direct schakelen
Voorwaarden:
Het compatibele relais moet conform de informatie van de fabrikant in de installatie zijn ingebouwd en in bedrijf zijn genomen.
De warmtepomp moet conform de informatie van de fabrikant in de installatie zijn ingebouwd en in bedrijf zijn genomen.
Bij de Sunny Home Manager moet als interval voor opvragen van gegevens automatisch zijn ingesteld ( > Interval voor het opvragen van gegevens instellen).
Algemene werkwijze:
- Compatibel relais in de installatie opnemen
bijv. voor een Modbus-apparaat: Modbus-verbinding inrichten ( > Modbus-interface configureren) en Modbus-apparaat in de installatie opnemen Modbus-apparaat toevoegen. - Warmtepomp met het compatibele relais verbinden en basisverbruikereigenschappen vastleggen( > Eigenschappen verbruiker configureren), onder meer bijv. de correcte vermogensopname ( > Vermogensopname invoeren), de minimumlooptijd ( > Minimale in- en uitschakeltijd invoeren) en dat de warmtepomp alleen moet worden geschakeld ( > Meten en schakelen van het toegewezen apparaat instellen).
- Tijdvensters configureren ( > Tijdvensters configureren).
Zie hiervoor ook: