Netwerk instellen


U hebt de keuze tussen verschillende modi bij de netwerkinstellingen, die hieronder worden beschreven:

Modus

Functie

Auto (DHCP-client)

Het IP-adres wordt automatisch aan het laadpunt toegewezen door de DHCP-server in het netwerk

Statisch

Het IP-adres van het laadpunt moet statisch worden toegewezen.

DHCP-server

Het laadpunt wijst aan andere DHCP Client-laadpunten in het netwerk automatisch een IP-adres toe (toewijzing vindt stapsgewijs plaats in een bereik tussen 172.16.23.100 - 172.16.23.254; netwerkmasker 255.255.255.0;).

Het eigen IP-adres van de DHCP-server is 172.16.23.1 (=Standardgateway=DNS). Eventueel noodzakelijke statisch geconfigureerde IP-adressen moeten buiten dit bereik liggen.

Als de DHCP-client laadpunten in het netwerk via de SIM-kaart van het DHCP-server laadpunt met de backend moeten communiceren, moet de instelling WAN-router geactiveerd zijn.

IP-adressen van Modbus-apparaten

In installaties met Modbus-apparaten moeten statische IP-adressen aan alle Modbus-apparaten worden toegekend. Daarbij kunnen geschikte IP-adressen uit de vrije adresvoorraad van het netwerksegment handmatig of dynamisch via DHCP aan de Modbus-apparaten worden toegekend.

Als de IP-adressen dynamisch toegewezen moeten worden, moet op de router DHCP geactiveerd zijn (zie handleiding van de router). Waarborg daarbij, dat de Modbus-apparaten geen veranderbare IP-adressen bevatten maar altijd dezelfde IP-adressen (statische DHCP).

Dit betreft ook Data Managers, die als slave-apparaten worden gebruikt.

Wanneer IP-adressen van Modbus-apparaten zijn veranderd, moeten alle apparaten opnieuw worden gestart.