Product in bedrijf stellen
Vakman
LET OP
Geldt alleen voor EVC22-3AC-10: Beschadiging van het voertuig in nood- en noodstroombedrijf
Tijdens nood- en noodstroombedrijf kunnen door fasekoppeling driefasige verbruikers met een eenfasig openbaar stroomnet zijn verbonden. Daardoor kan het voertuig beschadigd raken.
- Het nood- en noodstroombedrijf moet vooraf met de fabrikant van het voertuig worden afgestemd en vrijgegeven.
- Zorg ervoor dat bij fasekoppeling uitsluitend eenfasige verbruikers aan het noodstroomnet zijn aangesloten.

Houd de volgende instructies voor de laadkabel aan
- Trek de laadkabel alleen aan de stekker en niet aan de kabel uit de laadbus.
- De laadkabel mag niet mechanisch worden beschadigd (geknikt, ingeklemd of overreden) en het contactgebied mag niet met hittebronnen, vervuiling of water in aanraking komen.
- Gebruik nooit defecte, versleten of vervuilde laadstekkers.
- Gebruik geen kabelverlengsets.
- Gebruik geen adapters.
- Houd de aanwijzingen en handleidingen van uw voertuig aan, voordat u het voertuig via het laadstation oplaadt.
- Plaats de beschermkap wanneer de laadkabel niet wordt gebruikt.
- Stel de laadkabel niet bloot aan trekspanning. Raak de contactpinnen niet aan.
- Vermijd knopen in de laadkabel.
- Wikkel de laadkabel bij het laden helemaal af.
- Een rondslingerende laadkabel veroorzaakt struikelgevaar. Berg de laadkabel correct op of gebruik een kabelophanging, wanneer het laden is beëindigd.
- De laadkabel is een slijtdeel en moet regelmatig (voor elk laadproces) visueel worden geïnspecteerd.
Voorwaarden:
De AC-leidingbeveiligingsschakelaar moet correct geconfigureerd en geïnstalleerd zijn.
Aanwijzing: het laadstation heeft geen eigen netschakelaar. De leidingbeveiligingsschakelaar van de voedingskabel dient als netscheiding.Het product moet correct gemonteerd zijn.
Alle kabels moeten correct aangesloten zijn.
Het behuizingsdeksel moet gemonteerd zijn.
Werkwijze:
- Het behuizingsdeksel iets gekanteld op de aansluitkap plaatsen en vervolgens geheel sluiten.
- De schroeven in de afgebeelde volgorde vastdraaien (TX25, koppel: 6 Nm ± 0,3 Nm). Tenslotte de eerste schroef opnieuw aandraaien.
- De 3 schroeven van de aansluitkap in de gespecificeerde volgorde aantrekken (TX20, koppel 3,5 Nm).
- De laadkabel om de behuizing wikkelen.
- Niet gebruikte kabeldoorvoeren met kabelschroefverbinding afsluiten.
- Waarborg dat alle kabelschroefverbindingen afdichtingselementen bevatten en dat deze niet verschoven zijn.
- Schakel de AC-leidingbeveiligingsschakelaar in.
- Wacht, tot het product in bedrijf is. De procedure duurt circa 4 minuten. De actuele bedrijfstoestand van het product wordt ondertussen door de leds gesignaleerd ( > Ledsignalen).
- Waarborg, dat het laadstation zich in de snellaadmodus bevindt.
- De controle van het laadstation conform IEC 61851 met een passende meetinrichting voor laadstations uitvoeren. Daarvoor de laadkabel aan de meetinrichting verbinden.
- Het testprotocol conform IEC 61851 invullen. Een voorbeeld voor een testprotocol vindt u onder www.SMA-Solar.com.
- Eventueel vastgestelde gebreken verhelpen.
- Na een succesvolle controle de laadkabel op het voertuig aansluiten.
- Alle 3 leds gaan branden. De startfase begint.
- Na circa 90 seconden gaan alle 3 leds weer uit.
- Afhankelijk van het beschikbare vermogen brandt de groene led constant of knippert. Het voertuig wordt geladen.
- Wanneer de groene led nog steeds knippert, is nog niet voldaan aan de inschakelvoorwaarden voor het opladen. Zodra er aan de voorwaarden voor het opladen is voldaan, begint het laadstation met het opladen van het voertuig.
- Als de rode led brandt, is een incident opgetreden. Zoek uit aan de hand van de gebeurtenismelding wat er is gebeurd en neem eventueel maatregelen.
- Na het opladen de laadkabel van het voertuig losmaken en om het product wikkelen.





