Eisen aan de montagelocatie

Meldplicht bij de netwerkexploitant

Informeer bij de netwerkexploitant, of een meldplicht in het doelland bestaat en meld het laadstation eventueel aan bij de netwerkexploitant.

Ondanks een zorgvuldige constructie kan er bij elektrische apparaten brand ontstaan. Dit kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben.

Monteer het product niet op plekken waar zich licht ontvlambare stoffen of brandbare gassen bevinden.
Monteer het product niet in explosiegevaarlijke omgevingen.

Een vaste en effen ondergrond moet voor de montage beschikbaar zijn.
De ondergrond voor de montage moet een niet brandbaar materiaal zijn.
Montage aan een paal is niet toegestaan.
Montage moet zodanig worden uitgevoerd, dat de laadbus zich altijd op een hoogte van 1,2 m tot 1,5 m boven het maaiveld bevindt ( > Aanbevolen afstanden voor de montage).
De montagelocatie moet zodanig worden gekozen, dat het product en het voertuig met de laadkabel verbonden kunnen worden. Daarbij mag de laadkabel niet gespannen, bekneld of geknikt worden.
Onder het product mag geen ander apparaat worden geïnstalleerd.
De product moet zodanig worden gemonteerd dat u de displaymeldingen en de ledsignalen gemakkelijk kunt aflezen ( > Aanbevolen afstanden voor de montage).
De montagelocatie moet geschikt zijn voor het gewicht en de afmetingen van het product.
Montagelocatie moet minder dan 2000 m boven NAP liggen.
De montagelocatie kan aan direct zonlicht blootgesteld zijn. Het is evenwel mogelijk, dat het product vanwege te hoge temperaturen zijn vermogen beperkt om oververhitting te voorkomen.
De montagelocatie moet te allen tijde vrij en veilig toegankelijk zijn zonder dat hiervoor extra hulpmiddelen (bijv. steigers of hefplatforms) nodig zijn. Anders zijn eventuele onderhoudswerkzaamheden slechts in beperkte mate mogelijk.
De klimatologische voorwaarden moeten aangehouden worden ( > Klimatologische omstandigheden).
Voor een optimale werking, de omgevingstemperatuur aanhouden ( > Algemene gegevens).

Zie hiervoor ook: