CAN-communicatiekabel aansluiten
Vakman

Communicatie tussen omvormer en batterij
- De communicatie tussen de omvormer en de batterij verloopt via de batterijcommunicatiekabel via CAN-Bus.
Aanvullend vereist materiaal (niet bij de leveringsomvang inbegrepen):
-
1 batterijcommunicatiekabel voor de communicatie tussen de omvormer en de batterij.
Eisen aan de communicatiekabels:
-
Per paar getwiste kabels (twisted pair)
-
kabelcategorie: minimaal Cat5
-
afscherming: ja
-
Leidingdoorsnede: 0,25 mm² tot 0,34 mm²
-
Geadviseerde aantal aderparen: 4
-
maximale kabellengte: 10 m
-
De kabel moet voor 600 V geïsoleerd zijn.
-
UV-bestendig bij gebruik buiten SMA Solar Technology AG adviseert de kabel "UC900 SS23 Cat.7 PE"
-
Eisen van de batterijfabrikant aanhouden.
Bezetting van de klemmenstrook
Klemmenstrook |
Positie |
Bezetting |
---|---|---|
|
A |
Niet toegewezen |
B |
Enable | |
C |
GND en afscherming | |
D |
CAN L | |
E |
CAN H | |
F |
Niet toegewezen |
Werkwijze:
- Wartelmoer over de batterijcommunicatiekabel plaatsen.
- Leid de batterijcommunicatiekabel in een doorvoer in de kabeldoorvoer.
- Steek de batterijcommunicatiekabel door de kabelschroefverbinding.
- De batterijcommunicatiekabel strippen.
- De aders strippen. Daarbij moeten CAN L en CAN H een getwist paar vormen.
- Indien nodig de niet benodigde aders tot aan de kabelmantel inkorten of over de kabelmantel slaan.
- De kabelafscherming in elkaar draaien en samen met de geleider GND in een adereindhuls (1,5 mm² zonder kraag) steken en met een krimptang crimpen.
- De afscherming en GND met de adereindhuls op de aansluitklem GND van de stekker voor de batterijcommunicatieaansluiting aansluiten. Let daarbij op de bezetting van de stekker.
- De overige leidingen van de batterijcommunicatiekabel op de 6-polige klemmenstrook aansluiten. Let daarbij op de bezetting van de klemmenstrook en de bezetting van de communicatieaansluiting op de batterij en/of de omschakelinrichting en waarborg dat CAN L en CAN H uit één aderpaar bestaan.
- Door licht trekken aan de leidingen waarborgen, dat de leidingen vast in de klemmen steken.
- De klemmenstrook in de bus rechts naast de netwerkbus steken. Daarbij moeten de klemposities naar voren en de bedieningshendel naar achter naar de montage-ondergrond wijzen.
- Zorg ervoor dat de klemmenstrook vast in de bus steekt.
- Druk de kabeldoorvoer in de kabelschroefverbinding.
- Draai de wartelmoer handvast op de kabelschroefverbinding voor de aansluiting van de netwerkkabel en de batterijcommunicatiekabel.
- Draai de aansluitkap met de 3 schroeven en een torx-schroevendraaier (TX 20) op de omvormer vast (aandraaimoment: 3,5 Nm).
- De wartelmoeren op de kabelschroefverbindingen op de aansluitkap draaien.
- Het andere uiteinde van de batterijcommunicatiekabel direct met de batterij verbinden (zie handleiding van de batterijfabrikant).







