Toestelfunctie
In een installatie kunnen meerdere Data Managers worden geïntegreerd. Daarbij kan tussen de volgende toestelfuncties worden gekozen:
System Manager
System Manager van hoger niveau
Ondergeschikte System Manager
In systemen met master- en slave- System Managers moeten eerst alle slave-System Managers in bedrijf worden gesteld, om deze bij de inbedrijfstelling van de master-System Manager toe te voegen. Om een System Manager of een master-System Manager naderhand als slave-System Manager te gebruiken, moet het product naar de fabrieksinstelling worden teruggezet.
System Manager
Wanneer u de Data Manager als zelfstandig apparaat, zonder verdere slave-Data Managers voor de sturing of regeling van de installatie wilt gebruiken, kiest u in de installatiewizard de optie System Manager.
System Manager van hoger niveau
Wanneer u de Data Manager als master-apparaat voor de sturing en regeling van de installatie met andere slave-Data Managers wilt gebruiken, kiest u in de installatiewizard de optie System Manager van hoger niveau. Bij deze optie geeft de master-Data Manager sturings- of regelcommando's door aan slave-Data Managers via de Modbus. Daarvoor moeten slave-Data Managers als Modbus-apparaten in de installatie van de master-Data Manager worden opgenomen. Energiemeter en netaansluitpunt moeten op de master-Data Manager zijn aangesloten.
Ondergeschikte System Manager
Wanneer u de Data Manager als slave-apparaat wilt gebruiken, kiest u in de installatiewizard de optie Ondergeschikte System Manager. Bij deze optie ontvangt de slave-Data Manager de sturings- of regelcommando's van een master-apparaat en geeft deze als besturingscommando's door aan de aangesloten apparaten. In installaties met een master-Data Manager als master, moeten eerst alle slave-System Managers in bedrijf worden genomen om deze in de installatie van de master-Data Manager te kunnen opnemen. In installaties met omvormers moeten eerst alle omvormers in bedrijf zijn genomen, om het nominaal installatievermogen correct te laten weergeven. Voor de secundaire Data Manager moet de bedrijfsmodus Sturing en de signaalbron Modbus worden gekozen. Daarbij moet de optie Geoptimaliseerde regeling/sturing worden uitgeschakeld. In de secundaire Data Manager moet de Modbus-server zijn ingeschakeld. Bij Instellingen directe verkoop moet de bron voor externe gewenste waarde worden geactiveerd en Modbus worden gekozen.
Zie hiervoor ook: